W12 | Narratief schrijven
- Lindsay van Eekelen
- 17 apr 2018
- 15 minuten om te lezen
Het eerste verhaal heb ik voorgelegd aan iemand die zelf een burn-out gehad heeft. Hij begreep mijn gedachtegang maar gaaf wel bepaalde inzichten.

Hij gaf aan dat ik eens wat zwart witter mag kijken naar wat burn-out is.
Bij burn-out zijn je reserves op. Er zijn allerlei oorzaken maar de hoofdoorzaken zijn dat je meer energie uit jezelf wilt halen dan je erin stopt.
Dit kan onder andere komen door te weinig slaap, te weinig rust, slechte voeding e.d.
Deze factoren hebben zeker onderliggende patronen waardoor je dus slecht slaapt en eet, echter moet ik dus niet die hoofdfactoren vergeten.
Juist door die in beeld te brengen zou het naar zijn idee duidelijker worden.
David zegt; āLeuk dat ik iets moet ervaren maar irritatie heeft helemaal niks bij te dragen aan het krijgen van een burn-out. Een irritatie wordt wel zwaarder als jij verder in de burn-out raakt. Je gaat dan ook scheef denken. Echter is de irritatie zelf geen oorzaak.ā
Zelf geef ik aan dat het gaat over alle ballen in de lucht houden. David geeft aan dat ik daar beter naar moet kijken, wat nou echt valt onder ballen in de lucht houden.
āHoe werkt een mensā, vraagt hij. Je reserves raken op als niet goed eet, niet goed slaapt, niet goed ontspant en je meer eruit haalt dan erin zit qua energie. De patronen moeten dus een van deze dingen als gevolg hebben.
āAlle dingen voelen nog negatiever als ik een burn-out heb, maar de irritatie van āde was niet gedaanā heb je in eerste instantie niet zoān last. Wanneer je super down bent en niet meer kunt is zoān irritatie wel heel erg.
Ik moet dus beter laten zien dat iemand steeds slechter slaapt en eet door bepaalde oorzaken.
Voor ontspanning is steeds minder tijd door bepaalde oorzaken. Ik moet dus visueel maken dat je minder en minder slaapt en slechter eet en dat dus je batterij leeg gaat en ook niet meer oplaadt. Als het een chronisch tekort wordt van slaap, voeding en ontspanning krijg je een burn-out.
Hierbij dragen stressfactoren bij aan het sneller opraken van de batterij. Stress vraagt meer energie van je lichaam. Je batterij gaat sneller leeg zonder dat je je daar bewust van bent. Dit zorgt er vaak voor dat je je batterij niet bewust meer gaat opladen.
Mensen beseffen belang van de basis van genoeg slapen, eten en ontspannen niet geeft David aan.
Ik moet dus voelbaar maken dat als je de eerste nacht door bepaalde oorzaken slecht of korter slaapt, dit de volgende dag al iets met je doet.
De opbouw van het verhaal moet dus als volgt zijn: Een basis ā Er veranderen dingen in het dagelijkse patroon. ā De volgende dag merk je gevolgen ā De dag erop hetzelfde ā normale situaties gaan zwaarder voelen ā Er komt minder energie binnen dan eruit gaat ā je raakt burn-out.
āAls je meer kaarten weg pakt dan erbij zet stort het kaartenhuis in elkaar.ā
Hoofdoorzaak & Onderliggende oorzaken
Slaaptekort
*Te laat gaan slapen door veel moeten van jezelf
*Chronisch moeite met uit bed komen en niet rusten
*Slecht slapen door piekeren
*Je dagen te vol plannen
*Je komt niet in slaap omdat je nog in je āactieveā modus staat.
Slechte voeding
*Onbewust eten
*Eten als coping
*Maaltijden overslaan
*Eten niet belangrijk achten
*Weinig vitamines eten
Te weinig ontspanning of onvolledige ontspanning
*Doorgaan met een drukke planning met een rustmoment in het vooruitzicht wat ermeestal niet komt.
*Jezelf nutteloos vinden als je even ānietsā doet
*Heel veel van jezelf moeten
*Hoge mate van gedrevenheid, alles gaat vóór jezelf
*Piekeren in momenten van rust
*Te hoog verantwoordelijkheidsgevoel, je hebt het idee dat alles instort als
jij die taken niet oppakt.
*Controledrang, je laat dingen niet los, zelfs in staat van rust. *Je probeert te voldoen aan verwachtingen van anderen, ten bate van de ander
en ten koste van jezelf (onzeker)
Onbewust omgaan met signalen / voldoen aan verwachtingen
*Je hebt pijnen, maar vind dat je jezelf niet moet aanstellen
*Je lichaam is moe, maar je moet nog even door
*Je bestrijd allerlei kwaaltjes met middelen maar ziet niet in dat het door een hoog stressniveau ontstaat
*Je bent wel eens duizelig of hebt hartkloppingen
maar hecht er geen belang aan ā gaat wel weer over
*Je verricht meer werk dan je lichamelijk aankan omdat anderen
dit wel kunnen of van je verwachten
*Geen zwakte willen tonen
*Je ervaart een hoog stressniveau maar je denkt niet
anders te kunnen omdat je anders niets bereikt
*Je hebt erg veel moeite met keuzes maken en maakt die dan ook vaak niet ā Angst
voor gevolgen ā Angst voor fout doen
*Er gaan ouderboodschappen door je hoofd ā je moet wel extra goed je best doen
want als je het niet haalt dan bereik je niks ā Haal eruit wat erin zit
ā Zorg dat je vrienden hebt anders is het leven rot
*Je bent zelfden of nooit tevreden met de resultaten die je levert
*Je voelt je down ā onzeker- nooit goed genoeg ā
*Er zijn onduidelijkheden om je heen waardoor je nog meer angst voelt om te falen. *Geen zwakte willen tonen
*Perfectionisme ā het moet altijd meer en beter
*Je probeert aan verwachtingen van iedereen om je heen te voldoen ondanks dat je
ervoor op je tenen moet lopen en het gewoon niet haalbaar is
*Je hebt het gevoel dat er nooit genoeg uren in een dag zitten
*Je bent gefrustreerd dat je niet bereikt wat je wilt bereiken
Stress ā (zorgt voor constante alertheid in lichaam) ā
te koppelen aan fysiek en mentaal
*Je batterij gaat sneller leeg zonder dat je het in de gaten hebt. Je bent je er niet
voldoende van bewust en kiest er niet voor om beter op te laden
*Je maakt bij langdurige stress meer cortisol aan in je hersenen waardoor je zonder
extra stressfactoren toch meer stress ervaart. (De Morgen, z.j.)
*Moeite met het aangeven van grenzen
*Altijd alles beter en meer moeten van jezelf
*Angst om te falen ā lange periode meer je best doen dan je aan kan
*Gedrevenheid! Nog even dit, nog even dat.. er zit geen rem op!
*Perfectionisme ā Alles dubbel checken, meer werk in dezelfde verrichten
dan een ander en toch het gevoel hebben weinig of niet goed te doen
*Normen en waarden meegekregen hebben die ervoor zorgen dat je aan
bepaalde verwachtingen moet of wilt voldoen
*Financiƫle problemen
*Relatieproblemen
*Vergelijking met anderen ā willen voldoen aan een plaatje
*Geen zwakte willen tonen
De Morgen. (z.j.). Effecten van stress op de hersenen. http://www.bewegenvoorjebrein.nl/psychische-klachten-verminderen/burnout/effecten-van-stress-op-de-hersenen/ Geraadpleegd op 3 maart 2018.
Story versie 2
Dag 1
Je ligt in bed, de wekker gaat, je wil niet uit bed, je bent nog moe. Je partner knort en kreunt wat en draait zich om terwijl jij de wekker uit zet. Je kijkt even op social media en ziet dat een vriendin van je heerlijk op vakantie is in een warm land en een andere vriendin ten huwelijk gevraagd is! (vergelijken met anderen, meer willen van je eigen leven) Je staat op gaat naar de badkamer, je neemt snel een douche, komt uit de badkamer en wilt je gaan aankleden. Je trekt je kast open, maar kunt niet echt iets vinden naar je zin. Uiteindelijk heb je iets gevonden en kleed je je aan. (Het duurt iets langer) Je komt beneden en wilt gaan ontbijten als je dochtertje beneden komt zitten. Je knuffelt even met haar en gaat ontbijt en lunch maken voor jullie beiden. Je trekt de koelkast open, āokĆ©, we moeten straks even boodschappen doenā. Je vraagt je partner of hij dat even doet uit zijn werk. Gehaast en vluchtig maak je ontbijt en ben je klaar om weg te gaan. Je fietst of rijdt met je dochter naar school waarna je doorrijdt naar werk. Alles stoplichten staan op rood of je hebt file met de auto. Je hebt je gehaast en bent net op tijd op je werk. Je lacht met collegaās en hebt het leuk op je werk. Ondertussen komt je baas langs en vraagt of je vandaag nog tijd hebt voor een spoedopdracht. Je zegt meteen ja! ( Je wilt laten zien dat je het allemaal wel kan en zegt ja.) Je baas benoemd een map waar de juiste bestanden zouden moeten staan en gaat naar een bespreking. Wanneer jij de bestanden zoekt staan ze er niet. Je probeert je baas te bellen maar hij neemt niet op. (onduidelijkheid op werk en over verwachtingen, stress) Het is al lunchtijd geweest maar je wilt eerst even zeker weten dat je de bestanden kunt vinden. Uiteindelijk vind je ze en ga je aan het werk. Je bedenkt je dat je nog niet gegeten hebt en eet je lunch voor 80% op. (Slechte voeding) De tijd gaat snel en je kijkt erg vaak op de klok. (gevoel niet genoeg uren in een dag) (stress) Ondertussen belt je partner je en krijg je tal van appjes van vriendinnen die morgenavond wat leuks willen gaan doen. Tussen het werk door probeer je te reageren. (Multitasken) Oke de spoedopdracht is af. Pfuw, toch gelukt. Je zet je ellebogen op het bureau en pakt aan je hoofd, je bent een beetje duizelig, maar je moet nog maar even volhouden. (onbewust omgaan met signalen) Om kwart voor 5 komt je baas binnen; āHĆ© ik had toch gevraagd of je die opdracht wilde doen? De klant belt me net dat hij niks ontvangen heeft!ā Je schrikt en schaamt je, je hebt het gevoel dat je het fout gedaan hebt. Je krijgt het heel warm. āOh, moest ik het ook naar de klant sturen dan? Dat had ik niet begrepen. ā Je baas reageert geĆ«rgerd; āJa natuurlijk, dacht je dat het er vanzelf zou komen?ā (Geen waardering krijgen voor je harde werk) (haasten) (stress) Je stuurt het nog snel naar de klant maar het is al 10 over 5 en je moet je dochter nog halen. OkĆ© eindelijk kun je weg! Je gaat je dochter halen, maar wordt ondertussen gebeld door een vriendin. Ze is helemaal overstuur en ophangen kun je niet over je hart krijgen. Je probeert haar te kalmeren. (klaarstaan voor een ander) Ondertussen ga je je dochter halen, je knuffelt haar terwijl je aan het bellen bent met de vriendin. Je hangt op en komt toevallig een vriendin tegen bij de school. Ze zegt; āHe, je komt vanavond toch ook wel met de meiden he! (Je bent ontzettend moe en je hebt barstende hoofdpijn.) āje geeft aan dat je het erg druk hebt en er eigenlijk geen tijd voor hebt. āDan maak je er toch tijd voor?,ā reageert de vriendin. Ze blijft aandringen, uiteindelijk stem je in. (slecht gegeten, drukke dag ā meer eruit halen dan je erin stopt)(negeren lichamelijke signalen) (geen nee kunnen zeggen, hoge verwachtingen van vrienden) Ineens belt je partner, hij vraagt of jij even boodschappen kunt doen omdat hij moest overwerken en nu in de file staat. (Er komt iets bij je dag waar je niet op gerekend had) (stress) Vervolgens rijd je naar de supermarkt met je dochter. Even boodschappen doen. Na het boodschappen doen eet je tussendoor meteen even een broodje, ahh dat had je echt even nodig. Terug thuis check je even je post, weer rekeningen. Je zucht en gaat koken en eten met je dochter. Als je net klaar bent met eten komt je partner thuis. Hij gooit zijn stinkschoenen uit in de woonkamer en ploft op de bank. Je geeft aan dat je vanavond naar een vriendin haar feestje gaat. Je partner begint tegen je; āOh, moet je niet leren dan? Zonder dat diploma kun je daar niet blijven werken hoor! Als ik jou was zou ik er maar eens wat harder voor werken.ā (familieboodschappen/ouderboodschappen, hoge eisen) Je pakt je tas en fietst naar je vriendin. Je staat voor de deur en zucht eens diep, je kent er eigenlijk niemand en weet niet wat je moe verwachten, je belt aan. (angst voor nieuw, angst niet gemogen te worden) Eenmaal binnen aangekomen is iedereen al begonnen. Ze zitten lekker aan een wijntje en het is volop gezellig. Uiteindelijk vind je je plek wel en heb je het super leuk. Rond een uur of 11 geef je aan naar huis te gaan omdat je morgen weer moet werken. Je fietst naar huis, douched even en gaat in bed liggen. (Je lichaam kan niet meer en je wilt niets liever dan slapen) Eindelijk rust.
Dag 2
Je ligt in bed, de wekker gaat, je wil niet uit bed, je bent nog moe want je bent gisteren echt te laat gaan slapen. Je snoozed je wekker en slaapt nog heel even verder. Bij de volgende wekker sta je op. Je zit op bed en merkt dat je hele lichaam pijn doet en je ziet een beetje wazig. (slaaptekort) Je kijkt even op social media en ziet dan dat het al 10 minuten later is dan je dacht. (stress) Je staat op gaat naar de badkamer, je neemt snel een douche, komt uit de badkamer en wilt je gaan aankleden. Je trekt je kast open en trekt snel iets aan, je bent niet zo kieskeurig als gisteren want je hebt gewoon minder tijd. Je komt beneden en maakt ontbijt terwijl je dochtertje al tv zit te kijken. Je maakt eerst ontbijt voor je dochter en eet dan zelf snel een erachter terwijl je je lunch aan het maken bent. (Multitasken) (Slechte voeding). Je fietst of rijdt met je dochter naar school waarna je doorrijdt naar werk. Alle stoplichten zijn vandaag gelukkig groen. Ondanks het haasten thuis ben je vandaag op tijd op je werk. Je lacht met collegaās en hebt het leuk op je werk, wel staat er een erg drukke planning klaar. (hoge druk, stress) Vier opdrachten die vandaag afgerond moeten worden. Flink doorwerken dus en al helemaal omdat je op dinsdag altijd een half uurtje eerder weg wilt om ās avonds op tijd bij de tennis te kunnen zijn. Tijdens de lunch eet je iets sneller dan normaal (slechte voeding) (meer energie opmaken dan instoppen) en ga je wat eerder aan het werk. Rond een uur of 3 kijk je op de klok en merk je dat je eigenlijk echt wel toe bent aan wat langer pauze. (negeren signalen lichaam) Je gaat wat waziger zien, je moet een zin 3 keer opnieuw lezen en het lukt even niet. Maargoed, nog anderhalf uur en dan moet het af zijn en moet je weg. Je hebt het ook nog eens best wel koud. Je drinkt wat, trekt een vest aan en werkt verder. Het is gelukt, je hebt zo hard gewerkt dat het op tijd af is. (meer eruit dan erin, hoge werkdruk, hoge verwachting) Je gaat naar huis, het schiet niet helemaal op zoals je wilt maar je bent nog redelijk op tijd thuis. Je maakt een snelle maaltijd (slechte voeding) , eet deze op je gemak en 40 minuten later (Weinig ontspanning) kleed je je om en ga je naar de tennis. Eenmaal bij de tennis is het erg gezellig, maar omdat je toch nog best moe bent kun je je hoofd er niet helemaal bij houden. Je slaat soms mis en baalt enorm van jezelf. Ook je tegenstander benoemd dat ze beter gewend is van je. Na de tennis blijf je nog even, je bent ontzettend moe maar er gaat nooit iemand eerder weg. (verwachtingen van anderen) Rond 11u kom je terug thuis en maak je je klaar om te gaan slapen. Eenmaal in bed kom je maar niet in slaap. Je hele dag gaat nog door je hoofd en je baalt dat je zo slecht gespeeld hebt bij de tennis. Uiteindelijk val je wel in slaap, maar bij een klein geluidje wordt je weer wakker. (slechte nachtrust) Je valt weer in slaap en wordt weer wakker.
Dag 3
Je wekker gaat. Je kunt je ogen bijna niet open krijgen maar het lukt net om de wekker te snoozen. Je slaapt verder. (slecht slaappatroon) Bij de volgende wekker moet je er echt uit. Je gaat op bed zitten, je hele lichaam doet zeer en voelt zwaar, maar kom op, niet aanstellen! (voldoen aan verwachtingen) Je herkpakt je en begint je dag. Je neemt een douche, poetst razendsnel je tanden, kleed je aan en gaat naar beneden. Je maakt lunch voor jou en je dochter terwijl je dochter naar beneden komt. Je ontbijt met haar en maakt haar klaar voor school. Echter heb je een probleempje, je bent je sleutels kwijt. (stress) Gehaast zoek je in je route naar je sleutels, ja hoor gevonden. Je maakt snel een lunch klaar en brengt je dochter naar school. Ondertussen bedenk je je dat je nog helemaal niet op je telefoon gekeken hebt. (Multitasken) Nadat je je dochter op school hebt afgezet kijk je eerst snel op je telefoon. Twee gemist oproepen van klanten.
Op je werk aangekomen zit er een klant op je te wachten. āWe hadden om half 9 een afspraak staan meen ik?ā. Je schrikt en weet even niet wat je moet zeggen. (stress) Je biedt je excuses aan, maar weet dat je nooit afspraken voor 9u inplant dus dat de beste man abuis zit. Laten we snel starten. Je gaat zitten met de klant en bespreekt het een en ander. Rond kwart over 9 komt een collega binnen en sluit aan bij de meeting met de klant. Je collega bemoeit zich met alles terwijl hij wel een kwartier te laat binnenkwam.. zoals altijd. (frustratie, stress) Als je baas later binnen komt reageert hij/zij enthousiast! āSuper goed gedaan, de klant gaf ons zelfs een cadeau als bedankje!ā āFijn om te horen, maar het was niks bijzonders hoorā, reageer je. āIk baalde want de sound en blurring had eigenlijk veel beter gekund!ā (Je bent nooit tevreden) Rond 12.30 is het pauze maar je moet nog even langs de apotheek in je pauze. Iets sneller eten dus. (Slechte voeding) Rond een uur of 3 krijg je weer enorme hoofdpijn, je bent moe en je ogen doen echt zeer. Eigenlijk heb je ook nog best wel honger maar je hebt geen extra eten meegenomen. Je pakt een koekje en werkt weer verder, (slechte voeding, signalen negeren) lacht met collegaās en voor je het weet is de dag weer om. Je gaat je dochter van school halen, naar huis en zorgt dat er eten op tafel komt. Je partner komt ondertussen thuis en kan wat aandacht schenken aan je dochter. āIk ga even leren vanavondā, geef je aan. āIk heb vrijdag dat tentamenā. Je zit achter je bureau maar je ogen doen zeer en je wilt eigenlijk niets liever dan slapen. āNiet aanstellen, (hoge eisen) ik moet dat tentamen gewoon halenā. Je begint met lezen. Voor een half uur lukt het aardig, maar daarna lees je sommige zinnen wel 3 keer en vallen je ogen bijna dicht. (Negeren signalen) Je pakt een kop koffie en een blikje energie en gaat verder. (Slechte voeding) Op zich ken je de stof al wel, maar voor de zekerheid wil je het toch nog eens doornemen (Hoge eisen) (angst falen). Je gaat naar beneden en je partner verteld super enthousiast over zijn dag en je hebt eindelijk even tijd samen. Eigenlijk kan je je ogen bijna niet meer open houden, maar voor hem doe je even enthousiast. (pleasen)
Dan is het half 11 en toch echt tijd om naar bed te gaan. Je poetst je tanden, maar het gaat moeizaam. Je ploft in bed en valt meteen in slaap!
Dag 4
De wekker gaat. Je wil wel uit bed maar je lichaam werkt niet mee. Je hebt ontzettende hoofdpijn, je wilt eigenlijk thuis blijven maar je kijkt in je agenda. (slecht slaappatroon) Je ziet dat er vandaag een hele belangrijke meeting op de planning staat waar je echt bij moet zijn. (Betrokkenheid, hoog verantwoordelijkheidsgevoel) Je staat op, gaat in de douche, maar je komt er het liefst niet meer uit. Alles doet zeer. Oke, je moet door, niet aanstellen. Je trekt je kast open maar kunt maar niet kiezen wat je aan wilt doen. Uiteindelijk doe je iets aan maar je voelt je er niet echt comfi in. (Besluitenloosheid) Je gaat naar beneden en neemt wat pijnstillers. Naar je dochter toe doe je alsof er niets aan de hand is. Je lacht en speelt met haar. Je eet snel wat met haar, maakt lunch en brengt haar naar school. Eenmaal bij school aangekomen merk je dat je haar tas vergeten bent. Eigenlijk heb je geen tijd om haar tas te halen dus bel je de school terwijl je naar je werk rijdt. (multitasken)(vergeetachtigheid)(hoog verantwoordelijkheidsgevoel) Gelukkig ben je op tijd op je werk en kan de belangrijke afspraak beginnen. De afspraak vindt plaats met ongeveer 8 personen. De gesprekken lopen door elkaar heen, je kunt het eigenlijk maar moeilijk volgen. (spanning/stress) Je hart begint sneller te kloppen en je voelt je paniekerig. Jij hebt de leiding dus het is jouw verantwoordelijkheid om het gesprek goed te laten verlopen. (Verantwoordelijkheidsgevoel, angst falen, stress) Onderbreken is ook niet netjes maar hier kunnen we niets mee. Je twijfelt aan jezelf. Uiteindelijk roep je of het even centraal kan. Omdat het niet echt werkt roep je dit nog een keer. Iedereen kijkt je aan. Jij moet nu iets gaan zeggen. Je begint te zweten, je ziet wazig en je wilt wel praten maar er komt niets uit. (signalen negeren) Heel even wordt alles zwart. Je zit op een stoel en collegaās zitten om je heen. Je drinkt wat water maar je lichaam wil echt niet meer. Een collega biedt aan je naar huis te brengen, maar dit wil je niet. āIk heb gewoon wat te weinig gegetenā, geef je aan. āHet komt wel goedā. (Negeren signalen, slechte voeding) (Hoge eisen) Je eet wat en de vergadering gaat verder. Tijdens de lunch eet je extra veel zodat je de dag door gaat komen. (signalen negeren) Rond een uur of ƩƩn moet je weg. Je moet een toets gaan maken voor je studie die je naast je werk nog doet. Je stapt in de auto en rijdt erheen. Er is een ongeluk gebeurd op de weg dus je staat in de file. Ondertussen belt een studiegenoot waar je blijft. (stress) (Multitasking) Je bent onderweg en gaat het waarschijnlijk wel op tijd halen. Vijf minuten voor de toets kom je binnen. Het was even stressen maar je bent er. Tijdens het maken van de toets kun je je maar niet concentreren. Weer wordt alles wazig, je hebt een zwaar gevoel en lukt gewoon maar niet om die zin te lezen. ākom op, nog even en daarna heb ik rustā, zeg je tegen jezelf. Je zet je er overheen en focust nog harder. (Negeren signalen, meer willen) Ineens wordt het zwart. Als je wakker wordt ben je thuis en lig je op bed. Je partner zit bij je. Het lukt je niet eens om overeind te komen. Alles is wazig en alles duizelt. Je bent burn-out!
Checklist: Ik maak een checklist om te zorgen dat ik van elke categorie ƩƩn of meerdere onderdelen in het verhaal heb zitten.
Ā· Zijn de hoofdpatronen elke dag herkenbaar?
Ā· Zit er een verloop in naar steeds zwaarder een erger naar verloop van tijd?
Ā· Krijg je het gevoel dat je alle ballen in de lucht moet houden?
Ā· Is het voelbaar dat iets van de vorige dag, de volgende dag iets met je doet?
Ook deze tweede versie heb ik nu voorgelegd aan een tiental bekenden binnen de doelgroep. Zei kunnen mij feedback geven op het verhaal.
Comments